Goeiemorgen,
Het is begin mei, de IJsheiligen komen eraan, waarna we eindelijk aan die eerste echte, échte zomer kunnen beginnen. En fingers crossed dat die zomer ook zonnig wordt. Maar tot het zover is, op 15 mei, zal je het moeten stellen met deze De Tussentijd.
Fijn weekend,
Len
Ik zou kunnen beginnen met haar laatste woorden, of met de laatste keer dat we spraken - maar die momenten herinner ik me niet meer. Of ik zou iets kunnen vertellen van de laatste keer dat ik haar zag. Een veelzeggend detail misschien, over de ruimte, de gelegenheid, het weer desnoods. Maar ook dat gaat niet.
Het is alsof die gedachten in een zwarte nevel zijn gehuld, alsof ik een heel leven veel te vroeg dreig te verliezen.
Laat mij dan beginnen met een citaat uit een van mijn lievelingsboeken, Alsof het voorbij is van de Britse auteur Julian Barnes - ja, hij weer.
“We leven in tijd - die beperkt ons en bewerkt ons -, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ik hem heel goed begreep. De gewone, alledaagse tijd, die naar klokken en horloges ons verzekeren op een regelmatige tijd verstrijkt: tik tak, tik tak. Bestaat er iets geloofwaardigers dan een secondewijzer? En toch is het minste genoegen of verdriet al genoeg om ons te leren dat tijd rekbaar is. Sommige emoties versnellen hem, andere vertragen hem: soms lijkt hij verloren te gaan - tot het punt waarop hij uiteindelijk echt verloren gaat, om nooit meer terug te komen.”
Mijn grootmoeder stierf op 8 oktober vorig jaar. Ik noemde haar memé, zoals ongeveer iedereen in haar omgeving. Voor sommigen was ze Liza - een verkorting van Elisa, haar geboortenaam. Ze was ook de oermoeder; de sterkhouder en de minzame van de familie. Haar wegvallen was niet onverwacht, maar gebeurde ineens wel veel sneller dan gedacht.
Ze zou aan het einde van dat jaar 96 zijn geworden, een hoeveelheid tijd die ik me nauwelijks kan voorstellen. Want 96 jaar, dat is bijna een volle eeuw aan leven en dus ook aan herinneringen.
Te veel herinneringen, misschien. Maar ik haal er toch een paar tussenuit.
Ik herinner me haar liefde voor de koers, hoe ze vanuit haar zetel Richard Virenque naar de bollentrui stuwde in de Ronde van Frankrijk, tijdens die vele zomermaanden waarin mijn broer en ik de namiddagen bij haar en pepé doorbrachten. Ik herinner me hoe ze nadien even vurig supporterde voor Peter Sagan.
Ik herinner me ook haar zorgzaamheid, hoe ze al van ’s ochtends in de weer was om ons van het lekkerste wat grootmoeders keuken te bieden heeft, voor te schotelen. Of het nu een woensdagmiddag, een feestdag of een lome zomerdag betrof, om stipt twaalf uur verschenen de potten op tafel. En ik herinner me hoe we aan het einde van de zomer aan diezelfde keukentafel samen kilo’s boontjes wasten, kookten en in zakjes verdeelden, zodat we de hele winter zouden doorkomen.
Memé kon streng zijn, jazeker. Maar ze was ook goedlachs. Het was me opgevallen, toen we net na haar dood door een stapel foto’s bladerden, van lang en heel lang geleden. Ze had altijd een fonkeling in haar ogen, die een vorm van contentement omvatte op die feestelijke aangelegenheden. Haar permanente zag er altijd hetzelfde uit, ze zat altijd fier rechtop. Ze was trots op wie ze was, en trots op haar familie.
Ik moet glimlachen als ik aan die foto’s terugdenk: zij op haar best, de versie die ik wil koesteren. En tegelijk zijn een hoop herinneringen al in een zwarte nevel gehuld, als gedachten die je zo hard tracht vast te houden al na slechts een fractie onoplettendheid in een bodemloze put zijn gevallen.
Dat ik eerst moet schrijven over de dood van anderen, sterftes die me eveneens hebben geraakt, heeft hier mee te maken. De onmacht die volgt uit het feit dat elk leven uiteindelijk geheel verdwijnt, zowel het fysieke lichaam als elk geestelijk spoor, is moeilijk om te dragen.
Op het moment dat ze stierf, net voor middernacht, lag ik al in bed. Ik had gecheckt of er nog een bericht was binnengekomen vóór ik mijn gsm uitschakelde en had zodoende het uur nog gezien. En toen ik mijn hoofd op m’n kussen legde, dook ze heel helder op in mijn geest. Ik zag hoe ze me toelachte, ik hoorde haar zachte stem, haar stem die soms een beetje kraakte. Met de warme gloed van die gedachten viel ik in slaap.
Het moet zijn dat ze zich veilig en warm voelde op haar sterfbed, omringd door haar twee dochters en een kleindochter. Ik geloof graag dat ze daarom alle mensen die zij graag zag en de mensen die haar graag hebben gezien, die avond nog iets in het oor is gaan fluisteren, voor ze naar de sterren vloog.
Een vriend van mij stuurde me na haar dood een bericht. Hij zei dat spieren eerst kapot moeten gaan voor je ze kan laten groeien. En dat het hart ook een spier is.
Op haar begrafenis zei ik het zo: “Ons hart is vandaag gebroken en we moeten eerst de tijd nemen om het te laten helen. Maar er komt een dag dat ons hart net zo sterk zal zijn als het hare, en dat er in ons hart een sterretje zal oplichten elke keer we - net als zij - met veel smaak en goesting een stuk taart eten of een glaasje bubbels drinken. Dan zullen we ook voelen dat we haar en haar net niet volle eeuw aan leven met ons meedragen.”
In Sasa Stanisic’ bekroonde roman Herkomst neemt de auteur zijn dementerende grootmoeder in haar laatste maanden een paar keer mee naar plekken uit haar verleden, waarvan hij hoopt dat ze een belletje doen rinkelen. Dat gebeurt in de meeste gevallen ook, alleen is het dan moeilijk te achterhalen of ze, teruggeworpen in de tijd, een herinnering herbeleeft of net helder van geest is en reageert op wat ze voor haar ziet.
Op een van die momenten vraagt Stanisic haar welke dag het vandaag is.
“Vandaag is alle dagen”, antwoordt ze.
Vandaag denk ik aan mijn grootmoeder en aan haar leven. En al zijn die intussen grotendeels gehuld in onwetendheid en vergetelheid, door vandaag aan haar te denken denk ik ook aan alle dagen die ze heeft geleefd.
Ze was mama, zus, schoonzus, tante, buurvrouw, vriendin. En toen ze nog in Relegem woonde ook vrouw, geloofsgenoot, poetsjuffrouw in het basisschooltje en onmisbare hulp in de winkel van pepé, toen hij nog kleermaker was. Ze was veel, voor zoveel mensen, in het dorp waar ze meer dan tachtig jaar heeft gewoond.
Ze was memé.
Het is moeilijk in woorden uit te drukken hoe zwaar het gemis me na een half jaar nog steeds valt.
Wat fijn dat je De Tussentijd leest! Volg me op Instagram of Twitter voor meer.
Wil je iets kwijt? Laat dan een opmerking achter in de comments of beantwoord deze mail. Ken je iemand die deze nieuwsbrief ook lezenswaardig zou vinden? Aarzel zeker niet om hem te delen.
Wauw Len, ik ben heel ontroerd na het lezen van je woorden.. Mijn oma stierf 16 jaar geleden, en het gemis is er nog steeds. Veel van wat je schrijft, herken ik. Fijn om deze zaterdagochtend onverwacht zoveel aan haar terug te denken. “Ze was veel, voor zoveel mensen.” Echt perfect verwoord. Veel sterkte en mooie herinneringen x