Hallo lezer,
De Tussentijd is terug van (een tijdje) weggeweest. Waarom dat zo is, kan ik ook voor mezelf moeilijk uitleggen. Behalve dan dat alles kabbelt, ook het leven.
Wat je mag verwachten, zijn impressies van een rondreis die ik een tijdje geleden maakte. Een zachte manier om me weer op die schrijftrein te krijgen. Alle voorgaande afleveringen van De Tussentijd zijn trouwens nog altijd te lezen via het archief!
Fijn weekend,
Len
Het is het begin van de zomer, misschien zelfs nog het einde van de lente. De zon schijnt, meestal. Langs de expreswegen in Frankrijk is er van troosteloosheid geen sprake. Alles groeit en bloeit. Ten zuiden van Bordeaux rijd ik doorheen eindeloze bossen in de richting van de Atlantische oceaan. Mijn huid verlekkert zich aan de zuiderse zon en de mij omliggende natuur is overdadig, uitbundig.
*
Ik zit aan het stuur van een kampeerbusje. We hebben het Betty gedoopt, naar Betty White. Niet omdat we zo’n levendige herinneringen hebben aan de Amerikaanse actrice, vermoed ik, maar wel omdat het busje lijkt op die angstaanjagende witte bestelwagens waar we in de jaren ’90 te allen tijde uit de buurt van moesten blijven en dat soort busjes dringend nood had aan een andere, een bétere associatie. In een vorig leven was Betty een bestelwagen, trouwens.
Maar Betty bolt goed. We rijden samen naar het zuiden en haar goed gesmeerde machinerie begeleidt me over heuvels en dalen, langs weilanden en zandstranden. Ze is het ideale kampeergezelschap, met een houten interieur, sfeervolle verlichting en een zacht bed.
*
Mijn eerste halte aan de Atlantische kust is Vieux-Boucau-les-Bains. Ik parkeer Betty op een camping naast de duinen. Wanneer ik uitstap golft het zand onmiddellijk mijn schoenen in. Ik rol de luifel uit, haal mijn fiets van de fietsdrager, sluit Betty aan op het elektriciteitsnet en schuif mijn surfplank onder het busje. Ik klap vervolgens het rode tafeltje open, zet de kampeerstoel ernaast, open een gekoeld drankje of zet koffie en lees verder in het boek waarin ik bezig ben. De eerste van vele malen waarin ik deze handelingen in exact dezelfde volgorde uitvoer.
*
Het gouden uur stemt overeen met het opkomende getijde. Vanuit de strandbar, op de kop van de duin, zie ik hoe de zon steeds dichter naar de horizon schuift terwijl een twintigtal surfers zijn beurt afwacht en al peddelend praatjes slaat.
Het is exact waar ik naar op zoek ben. De perfecte ronding van een aanzwellende golf, de eerste breking op het hoogste punt en dan de symmetrie van het uitdijende schuim links en rechts. De zee oogt niettemin onstuimig. Ik val die avond in slaap met op de achtergrond het geraas van golven die zich te pletter slaan.
*
Ik wrijf mijn surfplank in met wax en waag me een eerste keer op het water. De zee trekt en sleurt, ik eindig vaker onder dan op een golf. Niet veel later kom ik hijgend weer aan land, uitgeteld en moegestreden.
*
In het noorden van Spanje vormt het Cantabrisch gebergte een soort wand die de aangevoerde lucht van over de oceaan ophoudt. Het gevolg is een dramatische wolkenmassa die zich in de hoogte en de breedte uitbreidt.
Over drama gesproken: in de buurt van Zarautz kampeer ik op de flank van een berg. Onder mij, aan de voet van de klif, rolt het wilde water over de rotsen. In de verte priemen enkele glinsterende stralen door het dreigende wolkendek. Links van mij waait een onweer mijn kant op, aan mijn rechterkant verschijnt een kraakheldere regenboog, die van de top van de berg de diepte van de zee induikt.
Ik spendeer de avond onder donzige dekens terwijl ik, dankzij de wifi van de camping, op mijn laptop naar het Eurovisiesongfestival kijk.
*
Het weer wordt nog eenmaal slechter. Wanneer ik mijn weg verder zet naar het westen moet ik enkele bergpieken over. Betty klimt zonder morren omhoog, maar het landschap vertroebelt en verdwijnt nadien in een mistbank die mijn zicht beperkt tot slechts enkele meters. Fluorescerende wegmarkeringen en oplichtende signalen moeten me waarschuwen voor elk mogelijk gevaar. En zo lijkt de winter ineens aangebroken.
*
Aan de overzijde wacht de grillige kustlijn van Galicië en een aanvankelijk waterig zonnetje. In de buurt van Pontevedra, op een landengte, parkeer ik Betty aan het water. Ik heb uitzicht op een baai met helderblauw water, dat rustig kabbelt en in mijn beleving de tijd tot in het oneindige wil uitrekken.
Naast mij heeft een jonge Duitser postgevat, die eveneens op z’n eentje rondreist. We ontmoeten elkaar voor het eerst als hij met zijn sup-board uit de zee komt gewandeld. Die avond zitten we tijdens het eten zij aan zij, elk aan ons eigen tafeltje, naar de ondergaande zon te kijken en praten we over onze plannen, tot hij stilvalt en zich terugtrekt in zijn kampeerbusje.
*
Ik verval snel in routines. Elke ochtend hetzelfde ontbijt en dezelfde koffie, waarna ik me ga douchen en de afwas doe. Het kleine huishouden en het eenvoudige leven zijn een zegen na wat aanvoelt als een lange, opgejaagde winter. De buitenlucht, de invallende duisternis en bijhorende muggenzwermen, het gezoem en geraas van de zee, de vogels die me bij het ochtendgloren wekken. Het lijkt alsof ik weer kan ademen.
*
Tijdens het eerste deel van mijn reis lees ik Herinneringen aan mijn onzichtbaarheid van Rebecca Solnit en Big Sur van Jack Kerouac. Ik raak verslingerd aan beide boeken, wellicht omdat de auteurs vertrekken vanuit een zoektocht naar zichzelf.
“Het woord ‘volwassene’ suggereert dat iedereen die volgens de wet meerderjarig is,” zo schrijft Solnit, “binnen een samenhangende categorie valt, maar we zijn allemaal reizigers die voortdurend veranderen op onze reis door een wereld die al net zo hard in beweging is als wij.”
Of nog: “Ook ik trok als een nomade door mijn zielenleven, en mijn pogingen om te bepalen waar ik was en onder woorden te brengen wat zich daar afspeelde verliepen moeizaam en traag.”
*
Vanaf dan gaat mijn reis zuidwaarts, richting Portugal, waar de oceaanwind hardnekkig aan land blaast en de golven met een woeste kracht telkens meer stukjes land verbrijzelen en opslokken.
De bestemming is het dorpje Assumar, waar mijn familie me opwacht en mijn broer en schoonzus de schoonste deugden van het leven weten samen te voegen tot een memorabel trouwfeest. Ik heb er lang naar gezocht, maar vind niet de juist woorden om de liefde, de gebeurtenissen en de schoonheid van dat weekend te omschrijven.
*
Op de terugweg rijd ik dwars door Spanje en beland in de regio waar zich alle grote Cava-domeinen bevinden. De zon brandt, maar ook hier zijn de wijngaarden in volle bloei en liggen gedrapeerd over het glooiende landschap. De weg gaat eindeloos rechtdoor, de wijnranken spreiden zich even eindeloos uit.
*
Ik wil weer surfen en neem de kortste route naar de Atlantische kust in Frankrijk, waar het ene surfparadijs naast het andere ligt. Ik beland uiteindelijk in Moliets-et-Maa, een Frans kustdorp met de meest on-Franse naam, waar ik voor een aantal dagen neerstrijk.
De zee is nog steeds ruig, de camping gevuld met surfers uit heel Europa. Het tempo is gezapig. Ik zie van ’s ochtends tot ’s avonds mensen met hun plank onder de arm in de richting van de zee trekken. De sfeer is zomers, lichthartig en sympathiek. Overdag weerklinkt het geluid van volleyballende jongeren, na zonsondergang dat van vrolijke gesprekken en gitaarmuziek.
Maar op het moment dat de zon in de zee zakt, wanneer jong en oud zich op het strand en in de duinen heeft verzameld, valt de omgeving stil. In het laatste licht van de dag hult iedereen zich in berusting. En ik besef steeds meer hoe groot de zeemens is die in mij schuilt.
*
Mijn laatste surfsessie is te midden van een school kwallen in Bretignolles-sur-Mer. De zon is venijnig en de zee vertoont slechts rimpelingen. Maar mijn onrust verdwijnt als ik me realiseer dat mijn wetsuit me beschermt tegen elk offensief. Mijn longboard en ik vloeien samen, al drijvend worden we één.
*
Betty en ik hebben 5.500 kilometer achter de rug, duizenden vlotte, soepel voortschrijdende kilometers doorheen Frankrijk, Spanje en Portugal, wanneer ik na enkele weken weer de Brusselse ring op rijdt. De laatste vijftien kilometers spendeer ik, op een zondagnamiddag godbetert, in de file. Ze kruipen en sluipen vooruit, maar ze kunnen niet verhinderen dat het einde nabij is. Uiteindelijk rijd ik Schaarbeek weer binnen. De zomer kan eindelijk beginnen.
Wat fijn dat je De Tussentijd leest! Volg me op Instagram voor meer.
Wil je iets kwijt? Laat dan een opmerking achter in de comments of beantwoord deze mail. Ken je iemand die deze nieuwsbrief ook lezenswaardig zou vinden? Aarzel zeker niet om hem te delen.