Goeiemorgen,
Ik stond vorig weekend in de spiegel te kijken toen ik mezelf (en al wie het horen wilde) redelijk spontaan maar luidop toesprak met de geweldig klinkende woorden: ‘Ik zie er goed uit vandaag.’ Probeer het ook eens. Je dag kan niet meer stuk, dat kan ik je verzekeren.
Welkom in De Tussentijd van maart. Een nieuwsbrief in drie delen.
Maak er een fijn weekend van,
Len
Vind je deze nieuwsbrief de moeite? Laat dan je mailadres achter en ontvang elke nieuwe De Tussentijd automatisch in je mailbox.
Eén
Soms vraag ik me af of ik niet te laat geboren ben. Dan speel ik met de gedachte dat ik ben opgegroeid in een verkeerd tijdsgewricht, dat alle ontwikkelingen en gebeurtenissen waar ik deel van wilde uitmaken dateren van vóór mijn geboorte. Ik slaag er niet in de precieze oorsprong van het idee te achterhalen, maar het lijkt voort te komen uit de charme die ik gewaarword telkens ik met kunst uit de jonge jaren van mijn ouders te maken krijg.
Ik kan onnoemelijk veel redenen bedenken waarom ik zeker níet in een andere tijd dan deze zou willen leven, maar ik ontkom evenmin aan de gedachte dat ik iets wezenlijks gemist heb. De uitspattingen, de excessen: ze hebben zich in mijn verbeelding genesteld en laten me niet meer los. Ik durf zelfs te stellen: ze maken een essentieel deel uit van wie ik ben.
Op dit moment speelt op de achtergrond Tapestry, een plaat uit 1971 van de Amerikaanse singer-songwriter Carole King. Ook al schrijf ik deze woorden aan mijn werktafel, in gedachten ben ik bij haar. Op een andere plek, in een ander moment. Het voelt normaal, alsof ze haar muziek voor mij speelt, met een kabbelend haardvuurtje tussen ons in.
Over dat studioalbum valt trouwens veel te zeggen. Het leverde King vier Grammy Awards op, waaronder die voor ‘Opname van het jaar’ en ‘Song van het jaar’. In beide categorieën was ze de eerste vrouw ooit die de prijs won. Meer nog, Tapestry is het 81ste meest verkochte album aller tijden. In 2020 werd het door Rolling Stone op plaats 25 gezet in zijn lijst van beste albums ooit. En het bevat ‘(You Make Me Feel Like) A Natural Woman’, de monsterhit van Aretha Franklin waar King aan meegeschreven heeft. (Bekijk deze ontroerende & krachtige liveversie van dat nummer tijdens een eerbetoon in 2015.)
Ik realiseer me heel goed dat het net omwille van deze verwezenlijkingen is dat het album de filter van de tijd wist te doorstaan en mij heeft kunnen bereiken. Maar het zou afbreuk doen aan mijn gevoel van verbondenheid als het enkel en alleen daarom minder waard zou zijn. Integendeel zelfs. Ik denk dat iets net belangrijker wordt als het na zoveel jaren nog zoveel te betekenen heeft.
Hetzelfde geldt trouwens ook voor mijn andere literaire en muzikale helden*. Ik kan me geen leven zonder hen voorstellen. Het is zoals die scène in Harry Potter, wanneer hij op een kerkhof oog in oog staat met de dood, omsingeld door zijn vijanden. Net op dat moment komen de schimmen van zij die hem het dierbaarst zijn, één voor één uit de toverstok van Voldemort tevoorschijn. Ze staan aan zijn zijde, wijken niet. Hun nabijheid is zo krachtig dat ze hem recht houdt op het moeilijkste moment van zijn jonge leven.
Mijn helden, hun levens en hun werk, slokken mijn aandacht integraal op. Ik wil door de straten lopen waar zij hebben gelopen, ik wil zien wat zij hebben gezien. Ik zal elke referentie in hun oeuvre oppikken en er achteraan gaan. Ik zal het bestaan leiden dat zij hebben geleid.
Misschien heb ik een geromantiseerd beeld van die jaren, maar het kan me eigenlijk weinig schelen. Mijn oude ziel trilt van genoegen, elke keer weer.
Twee
Het gevaar van terugblikken is dat je de zaken veel rooskleuriger bekijkt dan ze in werkelijkheid waren. Toen op woensdag 29 november 2017 het licht in mijn hoofd uitging, doordat mijn lichaam de opgebouwde stress niet meer kon verdragen en de bloedtoevoer naar mijn prefrontale cortex stokte, was dat een heftige ervaring. Het valt met nog altijd moeilijk om er de juiste woorden voor te vinden. De telefoon opnemen? Naar de douche stappen? Dat kon ik niet meer.
Toch is het eerste wat ik zal zeggen als je mij naar die periode vraagt, dat ik er veel uit heb bijgeleerd. Ik zal je waarschijnlijk zelfs vertellen dat ik nooit zo dicht bij mezelf zou zijn gekomen als die burn-out mij niet had overvallen.
Dus nee, de jaren ’60 en ’70 waren zeker geen wondertijd, geen paradijslijk eiland in de tijd. Ik ben ook niet geneigd om ze zo te bekijken. De chaos van in elkaar vallende structuren, het zoeken naar een nieuwe moraal, naar nieuwe perspectieven en een nieuw doel bracht ook veel onzekerheid met zich mee. In tijden van grote onlusten en gezagsondermijnende opstanden is het leven allesbehalve comfortabel.
Is het daarom verkeerd te veronderstellen dat misschien net deze situatie voldoende grondstof heeft opgeleverd voor een creatieve piek? Schrijfster Joan Didion* is niet alleen vanwege haar verfijnde intelligentie uitgegroeid tot een chroniqueur van de aftakelende Amerikaanse ziel. Ze stond ook middenin de tegencultuur, maakte elke sociale en politieke revolutie mee van op de eerste rij. Dat ze een van haar beste bundels heeft vernoemd naar het White Album van The Beatles, wijst er op dat ze dezelfde chaos en roekeloosheid wist te vangen in woorden in plaats van muziek, met een even trefzekere blik op de wereld.
Drie
Op een mooie zomeravond in augustus staan twee kookpotten op het vuur. De keuken vult zich met de geur van spaghetti wanneer mijn telefoon pingt. Er verschijnt een inkomend berichtje, onmiddellijk gevolgd door nog meer pings en nog meer berichten.
Ik hoef het scherm maar te zien oplichten en ik weet wat ik lezen zal. Dat hij zijn komst moet annuleren, omdat er dingen zijn tussengekomen. Zo geformuleerd dat de “dingen” concreet genoeg zijn om te weten dat ze waar zijn, maar tegelijk vaag genoeg blijven waardoor je beseft dat hij niet het achterste van zijn tong laat zien. Een vriend die komt eten, meer stelt het niet voor. Maar zelfs dit draait uit op een teleurstelling. Alles waar ik naar uitkijk, lijkt in die dagen niet te kunnen doorgaan.
Je kan de correctheid van mijn voorspelling een goede intuïtie noemen. Ik duid het liever als een barre gemoedstoestand. Alsof ik erop zat te wachten, zo akelig juist was het gevoel dat langs mijn ruggengraat gleed bij het eerste pingetje. Het is niettemin een plek in je hart waar je zo ver mogelijk vandaan wil blijven. Ontgoocheling moet je overvallen, het mag geen verwachting zijn.
Het eten schuif ik aan de kant. Uit een maaltijd die je plots in je eentje moet nuttigen, valt weinig plezier te halen. Ik loop naar mijn platenspeler en vis een best of van David Bowie uit de stapel elpees die ernaast ligt. Al bij de eerste tonen van ‘Let’s dance’ drijven mijn gedachten weg en spoelt een golf van verlangen door mijn aderen. Ik wil door een gat in de tijd kruipen. Een ingang vinden naar een verdwenen tijdperk. Alles wat in mijn mogelijkheden ligt uitproberen, opdat ik deze man, die ik nooit live heb mogen zien, toch kan zien optreden.
De Brit weet mij onophoudelijk te ontroeren, in welke gedaante hij zich ook presenteert. Een deel van mijn fascinatie voor hem schuilt in zijn spel met identiteiten. Nu eens overdadig glamoureus en dan weer de elegantie zelve, maar altijd fluïde. Nooit te beroerd om stereotiepen onderuit te halen. Nooit eenvormig, altijd verrassend.
Deze keer lijkt hij me nog meer dan anders rechtstreeks aan te spreken. Ik duik in mijn kleerkast en haal een vlinderdas boven. Ik vind een hoge hoed met streepjes, enkele oude kledingstukken van mijn vader. Ik dirk me piekfijn op. Op ‘Changes’, het laatste nummer op de A-kant, wals ik vrijmoedig door mijn woonkamer tot de laatste klanken wegdeemsteren en het ruis van de platenspeler stokt.
Ik leg de plaat op zijn andere zijde en draai aan de volumeknop. De ramen gooi ik wagenwijd open, zodat ik de milde zomerwind voel tintelen op mijn wangen. Ik steek een sigaret op en kijk uit over de daken van mijn buurt. Ik zie hoe ze in het licht van de ondergaande zon eerst oranje en uiteindelijk donkerblauw kleuren.
Al die tijd vertoef ik elders. Mijn ziel heeft onophoudelijk getrild.
*Neem een duik in de jaren ’60 en ’70
Er bestaat oneindig veel materiaal dat dateert uit of refereert naar deze periode. Ik geef je hieronder de werken mee die me de laatste tijd erg hebben geraakt. Ik draag ze bij me als zijn het smaragden.
Patti Smith schreef met Just Kids (2010) misschien wel het meest romantische boek dat ik de afgelopen jaren heb gelezen. Ze is jong, ongeduldig en trekt naar de grootstad, waar ze haar weg zoekt als artiest. Het boek is een liefdeverklaring aan New York en Robert Mapplethorpe, de man die ze veel te vroeg verliest aan aids.
Het werk van Joan Didion beslaat vele decennia. Onmisbaar zijn de essaybundels The White Album (1979) en Slouching Towards Bethlehem (1968). Ook Het jaar van magisch denken (2005) is een absolute aanrader. Op Netflix staat een documentaire over haar leven: The Center Will Not Hold (2017).
Van de Amerikaanse dichteres Eileen Myles las ik enkel Chelsea Girls (1994), aangrijpende memoires in de vorm van een bundeling inventieve, autobiografische coming-of-age-verhalen.
De jazzpianist Bill Evans bracht in 1981 het prachtig getitelde album You Must Believe In Spring uit. Elke ochtend klinkt beter met deze fijngevoelige pianostukken als soundtrack.
Rumours (1977) van Fleetwood Mac is een van mijn favoriete albums aller tijden.
Ook Joni Mitchell blijft me beklijven met haar hartenkreet Blue, een plaat die ze in 1971 opnam op Ibiza.
De serie Vinyl (2016) van Martin Scorsese en Mick Jagger en de film Once Upon A Time In… Hollywood (2019) van Quentin Tarantino dompelen je, elk op hun eigen manier, helemaal onder in de artistieke wereld van de gouden jaren ’60 en ’70.
De biopic Rocketman (2019), over het leven en de carrière van Elton John, staat op Netflix.
Vond je deze nieuwsbrief lezenswaardig? Aarzel dan niet om hem te delen met anderen.
#3 Dansen met Bowie
Zo schoon, Len. "Ontgoocheling moet je overvallen, het mag geen verwachting zijn". En ik hou ook erg veel van Joan Didion en Fleetwood Mac dus leuk om hen samen tegen te komen. Ik kijk al uit naar april!