Dag lieve lezer,
De weerkundige zomer start op 1 juni, de astronomische zomer op 21 juni. Maar laten we wel wezen: de biologische klok van ons allen slaat pas summer-o’clock wanneer juni overgaat in juli, wanneer we onze agenda aan de kant schuiven en er tijd is voor rust, rosé en rood vlees op de BBQ.
En misschien nog belangrijker: het is ons weer toegestaan om bij elkaar te zijn.
Zomer betekent ook dat we de zon willen gaan opzoeken, of de bergen, of de bossen en meren in het noorden. Zelf was ik enkele weken geleden al voor een paar dagen in Venetië, als een soort van ontsnapping aan het belemmerende alledaagse. Deze nieuwsbrief gaat over die uitstap. Of wat had je gedacht.
Geniet van de zomer!
Fijn weekend,
Len
Laat je e-mailadres achter om in de toekomst elke update van De Tussentijd te ontvangen.
Waar ’s ochtends een marktkraam staat met verse vis en schaaldieren uit de lagune, verschijnen tegen de middag de gietijzeren tafels van een trattoria. Wanneer de zon achter de gevels is verdwenen, duiken op dezelfde plek jonge mensen op die zich tegoed doen aan wijn en de welgekomen avondbries.
*
Ik start elke dag met twee machiatto en een brioche met chocolade - een Italiaanse croissant, zeg maar - in een bar niet ver van mijn verblijf. Ik sla er de krant open, of een magazine dat ik van thuis heb meegebracht. Ik zeg signora en grazie en il conto en voel me op mijn plaats tussen de gepensioneerden uit de buurt.
In het Teatro Italia zit nu een supermarkt met een uitgebreid aanbod aan biologisch geteelde groenten en artisanale producten. Het ziet er allemaal prijzig uit. Maar misschien is dat hier de normale gang van zaken, denk ik. Misschien is alles lokaal geproduceerd, eenvoudigweg omdat de beste producten hun oorsprong vinden in dit land. Ik koop een fles rosé en een zak gezouten chips.
*
Nergens anders in Europa is de opsplitsing van verkeersstromen zo ver doorgedreven als in deze stad op het water. Het plaveisel is uitsluitend voorbehouden voor voetgangers, zelfs tweewielers zijn hier niet te bespeuren. Transport van mensen en goederen gebeurt integraal over het water. Een zeldzaam punt van interactie zijn de pompstations, bereikbaar van op het water maar niettemin geïnstalleerd op het droge.
*
Natuurlijk loop ik verloren zodra ik de bredere verbindingsstraten achter mij laat. Maar in het verborgene zit de schoonheid. Het smalste steegje, minder dan een meter breed, blijkt dan ineens uit te komen op een campo, een plein met enkele van de zeldzame bomen die de stad rijk is, als een oase in de gloeiendhete stadswoestijn. Aan een brug die uitgeeft op een voordeur ligt een kleine, volgepakte boekhandel. Ik vind er een Engelstalig boekje van een Nobelprijswinnaar dat al zeven jaar stof ligt te vergaren. Door de kieren in een houten deurtje zie ik een binnentuin, een idylle met blauweregen en het roze van een magnolia. In al die historische chaos is het bleke blauw van de lucht het enige herkenningspunt.
Welke weg je ook volgt, je eindigt altijd aan het water.
*
De zilvermeeuwen slaken jammerende kreten. De rotszwaluwen krijsen. Vooral in de ochtend en bij valavond duikelen en tuimelen die laatsten in een eindeloze choreografie boven de pleintjes. Gracieus en sierlijk, net als de gevels waar ze langs scheren. Ze nestelen in uithollingen en spleten onder de uitstekende balkons.
Op een ochtend zie ik hoe een zilvermeeuw het gemunt heeft op de ontbijtkoek van een wandelaar. Met grote halen laat ze zich zakken tot op ooghoogte van de vrouw, om dan met een uithaal de halve koek mee te grissen.
*
Joseph Brodsky schrijft: “De stad is narcistisch genoeg om je geest te veranderen in een amalgaam, het te ontlasten van al zijn diepgang. Met een gelijkaardig effect op je portefeuille komen hotels en pensions hierdoor erg sympathiek over.”
Een gouden oorringetje op de Rialtobrug kost 128 euro. Ik besluit dat daar weinig sympathie komt bij kijken.
*
In het centrum van de stad stap ik een oude kerk binnen. Een futuristische installatie palmt de hele beuk in, met een aluminium koepel in de hoogte en een draaiend platform op de grond. Het lijkt bezaaid te zijn met meteorieten of ander gesteente uit het heelal. Het Litouwse ruimtevaartagentschap wil mij, met behulp van een hele reeks camera’s en 3D-animatiesoftware, virtueel de ruimte inschieten. Hoe cool, denk ik, tot ik een geanimeerde versie van mezelf op de schermen zie verschijnen, zwevend in het eindeloze zwart. In de verte duiken af en toe andere virtuele ruimtereizigers op, maar ze verdwijnen snel weer uit beeld. Ik vraag me af of ik ooit al iets zag wat me eenzamer deed voelen dan dit.
*
Op Murano, het eiland van de glasblazers, flaneer ik nagenoeg alleen door de uitgestorven straten. De tientallen winkeltjes op de kaaien die kleurrijke glazen kunstwerkjes verkopen, zijn geopend maar ogen leeg. De toerist keert langzaamaan terug naar La Serenissima, maar heeft zijn weg nog niet gevonden naar de omliggende eilanden.
Ik drink een glas witte wijn - en dan nog één - op een terras aan het water en lees Lieg met mij van Philippe Besson. Wanneer ik het boek opzij leg, vraagt een oude man die zojuist nog een eindje verderop op het terras zat of ik graag lees. Zeer zeker, antwoord ik. I like it very much.
Ik toon hem het boek, zeg hem dat hij het niet zal begrijpen aangezien het om een boek van een Franse auteur gaat dat naar het Nederlands is vertaald. Toch wel, zegt hij. Ik ben een Nederlander.
Kees, zo is zijn naam, is een half leven geleden hierheen getrokken omwille van zijn werk. Hij geniet nu, grijzend en al slecht te been, van zijn oude dag op Murano, vertelt hij. Als hij me vraagt of ik nog iets met hem wil drinken, laat ik hem achter. Ik moet de laatste veerboot naar Venetië halen.
*
La Biennale Archittetura is een bijzondere mix tussen techniek en kunst. Op een soms verrassende manier daagt het architectuurfestival iedereen uit na te denken over hoe we in de toekomst zullen samenleven - met meer respect voor elkaar, voor andere gemeenschappen, voor andere wezens, voor de planeet.
Wanneer ik de Biennale verlaat, helemaal aan de andere kant van het domein waar ze plaatsvindt, kom ik in een woonwijk terecht. Er valt niemand te bespeuren, inwoner noch bezoeker. Wat ik zie is een opeenvolging van woonblokken in zandkleurige steen. Ik passeer een buurtwinkeltje en een bar waar twee oude mannen mij in de gaten houden. Aan de gevels hangen tal van spandoeken en beschilderde lakens met de strijdkreet No Grandi Navi, vaak vergezeld van de tekening van een schip met een rode streep door.
Onder de noemer #EnjoyRespectVenezia hangen over de hele stad affiches met een tiental pictogrammen. Ze manen ons aan geen vuil achter te laten, niet te zwemmen of in badkledij rond te wandelen, de duiven niet te voederen, niet te kamperen in de stad, enzovoorts. Het is best lachwekkend hoe het stadsbestuur oproept tot respect, maar wel cruiseschepen langs het San Marcoplein laat varen waarvan de uitlaatgassen je al de adem benemen nog voor je de boten hebt kunnen zien.
Nergens is het contrast tussen theorie en praktijk over samenleven zo duidelijk als in deze stad.
*
Ik zit op het muurtje dat het dakterras van mijn appartement afbakent, een glas wijn en chips binnen handbereik. Mijn benen hangen lusteloos over de rand, terwijl ik uitkijk over de waterbus en de mensen die hij elk kwartier lost. Het zachte zonlicht glijdt langzaamaan neerwaarts.
Aan de overzijde van het kanaal opent een meisje het raam van haar woonkamer, op dezelfde hoogte als waar ik zit. Ze werpt een vluchtige blik op de passanten op straat, waarna ze nog wat verder uit het raam gaat hangen en haar hoofd naar binnen draait. Daar staat haar vader klaar met zijn smartphone om haar op beeld vast te leggen.
Als het meisje de luiken wil sluiten, ziet ze mij zitten. Ze zwaait, heel kort, maar ik zie de glimlach op haar gezicht. Ik zwaai niet terug. Ik hou mijn handen stevig op het muurtje, uit angst voor de diepte die aan mijn tenen kriebelt.
*
Ver voorbij etenstijd kuier ik langs het kanaal voor mijn huis, in de tegenovergestelde richting van mijn normale route. De wijk staat bekend als het Ghetto, de plek waar de Joden in de 16e eeuw door de Venetiaanse overheid gedwongen werden te wonen, afgezonderd van de andere eilandbewoners. Het is ook nu nog de enige buurt waar ik orthodoxe joden tegenkom.
Ik stap verder, steeds verder weg van het centrum. De restaurants worden schaarser, de terrassen nog altijd gevuld met grote families Italianen die sorbet en wijn tot zich nemen. En nog ga ik verder, tot de kaai er helemaal verlaten bijligt - op twee tieners in een innige omhelzing in een deurportaal na. Ik stap tot het einde, de laatste steen. Ik stap tot de grens van de stad, tot waar Venetië overgaat in een donkere diepte, een rimpelende spiegel die de blauwe nachthemel weerkaatst.
Een stap verder betekent een duik in het diepe.
*
Hoe ging dat ook alweer?
Vond je deze nieuwsbrief lezenswaardig? Aarzel dan niet om hem te delen met anderen.