Beste lezer,
Hier is hij dan: de eerste nieuwsbrief van 2021 en de start van een maandelijkse traditie. Fijn dat je erbij bent!
Ik heb de afgelopen weken veel hersencellen opgeofferd aan de vraag of het een goed idee is, om uiteindelijk toch te besluiten deze maandelijkse brief een titel te geven. Omdat ik denk op die manier de lading beter te kunnen dekken - in de eerste plaats voor mezelf. En tegelijk hoop ik jou als lezer een houvast te geven, wil ik bewerkstelligen dat je ooit als vanzelf in de juiste gemoedstoestand komt bij het horen of zien van de naam. (Dit klinkt ambitieuzer dan ik het zelf bedoel.)
Ik koos voor De Tussentijd. En dat vraagt wellicht om een woordje uitleg.
Beeld je een avond in met je beste vrienden. Misschien bij je thuis rond de tafel, of in het gezelligste café van je buurt. Eigenlijk maakt het niet zoveel uit waar, het zijn tenslotte je beste vrienden. Je drinkt een goed glas wijn, het gesprek waaiert alle kanten uit. En aan het eind besef je dat de uren zijn verdwenen, maar de avond ongelooflijk boeiend was. Amusant, fijnzinnig, openhartig.
Een avond in tussentijd.
Met deze nieuwsbrief beoog ik net dat gevoel op te wekken. Door hem te vullen met reflecties over mijn/het leven, met interessant gedachtenvoer dat ik onderweg sprokkel, met inspiratie voor een verloren moment. Nu, mansplaining is wel degelijk een ding, maar ik besef dat een brief wel een erg eenzijdige manier is om van een “ongelooflijk boeiende” avond te spreken. Als je het eens of oneens bent met wat ik schrijf, als je een vraag hebt of zelf iets met me wil delen, aarzel dan niet om te antwoorden.
Maar een avond in tussentijd, dus.
In de eindejaarsperiode had ik mezelf twee weken vakantie gegund. Mijn huisgenoot was er niet en van de gebruikelijke kerstfeestjes en uitstapjes was er (uiteraard) geen sprake. Ik werd omgeven door een zee van verlatenheid en stilte, temidden het druilerige duister, als een eiland in de tijd. Niet dat de situatie mij bedroefde, integendeel zelfs. Waar ik normaal de sociale kaart trek tijdens die weken, kreeg ik dit jaar de kans om alternatieve feestdagen uit te proberen, rustiger en kleinschaliger. En het deed me deugd, want mijn lijf had onmiskenbaar nood aan rust, en mijn brein aan inspiratie.
Ik heb me in die dagen veelvuldig in mijn zetel genesteld en laten verzwelgen door boeken en films en series en muziek. Zo botste ik op dit visueel verbluffende jaaroverzicht, ontroerend en allesomvattend. En dat in minder dan vier minuten! Wat me ook is bijgebleven, is Letter from a region in my mind van de Amerikaanse auteur James Baldwin. Dit essay verscheen in het najaar van 1962 in het weekblad The New Yorker. De strijd van de burgerrechtenbewegingen in de VS woedt op dat moment volop. In het stuk zet de Afro-Amerikaan zijn ontwikkeling van 14-jarige, aan de vooravond van wat hij zelf een “religieuze crisis” noemt, tot politiek activist met veel branie op papier. Een verhaal dat anno 2021 nog steeds niets aan belang heeft ingeboet.
(Ik kan je trouwens sowieso een abonnement op The New Yorker aanbevelen. De stukken die zij publiceren zijn allen relevant, vaak persoonlijk én van een tijdloze schoonheid. Vorige zomer achtten de erfgenamen van Ernest Hemingway het blad bijvoorbeeld geschikt om een nooit eerder gepubliceerd verhaal van de schrijver exclusief uit te brengen.)
Maar waar ik het hier vooral nog over wil hebben, is een verlangen dat zeer hardnekkig de kop opstak toen ik in dezelfde periode Insomniac City van Bill Hayes aan het lezen was. In dat boek beschrijft de auteur hoe hij in een redelijk impulsieve bui besluit van San Francisco naar New York te verhuizen, nadat hij op zijn 48ste zijn partner verliest aan aids. Als nieuwkomer moet hij de stad nog leren kennen, haar karakter en inwoners nog leren aanvoelen.
Ik las het tussen kerst en nieuwjaar en waande me voor even elders. Hayes schrijft met zo’n zachtheid over New York en haar inwoners, met een tederheid bijna, die hem in het echt ook veel onverwachte conversaties en ontmoetingen oplevert. Of misschien is het wel omgekeerd: vanuit die ontmoetingen ontstaat een mildheid en tederheid naar zijn stadsgenoten. Maar terwijl ik zijn persoonlijke notities lees, vind ik het voor het eerst in bijna negen jaar jammer dat ons appartement geen ramen heeft die uitkijken op de straat. Dat het voor ons gewoonweg onmogelijk is om voorbijgangers te spotten, dat het me niet lukt om een beeld te krijgen van de Schaarbekenaren - alsof we ons permanent afkeren van de stad en enkel interesse hebben in de stillere achterzijde.
Naast contact met anderen mis ik dit misschien wel nog het meest: de mogelijkheid om de wereld te verkennen. Een gemis dat onverhoeds de kop opstak en zich niet meer laat beteugelen. Niet als ik op een oude foto bots uit Lissabon, niet als ik lees hoe Patti Smith op de pier in Santa Cruz, Californië loopt te flaneren, niet als ik het bruisende Berlijn van een eeuw geleden zie opduiken in de voortreffelijke serie Babylon Berlin. De wereld wil zich aan me opdringen en ik kan er geen weerstand tegen bieden.
Ik vraag me af: waar verlang jij zo ontzettend hard naar op dit moment?
Wat Hayes ook heel mooi doet in Insomniac City - dat uiteindelijk een liefdevol portret wordt van zijn nieuwe geliefde, de wereldvermaarde neuroloog Oliver Sacks - is de waarde erkennen van gevoel. Hij noemt Sacks zonder uitzondering een genie, een intellectueel waar hij veel van kan opsteken. Maar hij erkent tegelijkertijd dat zijn eigen fijnbesnaarde gevoeligheid eveneens een invloed heeft op Sacks.
Hij formuleert het als volgt (in eigen vertaling): ‘Ik ben niet zo briljant [als O.], maar ik voel veel, zo veel, en een deel daarvan is overgegaan op hem en een deel van zijn kennis is overgegaan op mij.’
Beide mannen lijken twee tegenpolen te zijn, en toch slagen ze erin om onvoorwaardelijk in elkaars nabijheid te vertoeven. In feite gaat het hier om de traditionele tegenpolen van hoofd en hart, een opdeling waar ik zelf ook vaak mee worstel omdat het me zo moeilijk valt daar een evenwicht in te vinden. Soms te veel hart, nog vaker te veel hoofd. (Daar moet ik een andere keer maar eens op doorgaan.) Wellicht raakt deze vaststelling mij net daarom zo hard.
En ik moet toegeven dat ik, toen ik aan deze brief begon, zelf niet doorhad wat dit boek bij mij heeft teweeggebracht. Zo zie je maar…
Helemaal onderaan vind je trouwens nog een lijstje met drie aanbevelingen van boeken die ik in 2020 las.
Als je na het lezen van deze brief niet onmiddellijk wil overgaan tot de orde van de dag, raad ik je nog de muziek van Altin Gün aan. Ik heb deze Amsterdamse band onlangs ontdekt, maar aan zijn Turkse liederen op alternatieve 80’s synthesizerklanken ben ik intussen helemaal verslaafd. Check zeker Ordunun Dereleri van hun aankomende album. (En oordeel pas nadien!)
Tot slot: denk vandaag ook eens aan jezelf.
Fijn weekend,
Len
De 3 van 2020
2020 was, wat mij betreft, een waanzinnig literair jaar. Nooit eerder heb ik met zoveel mensen over boeken gepraat, zelden heb ik in de loop van een jaar meer gelezen. Volgens mijn Goodreads-pagina kom ik uit op 40 gelezen boeken, met in totaal 10.306 pagina’s. (Het is misschien een beetje suf om toe te geven, maar het voelt erg bevredigend om over de grens van tienduizend te gaan.)
Met jou wil ik er drie delen - niet noodzakelijk mijn drie favorieten, wel de drie die mij het meest hebben verrast.
Dit spitsvondige en wijze boek is het tweede deel van Deborah Levy’s trilogie van memoires. (Je kunt ze evenwel probleemloos in willekeurige volgorde lezen.) Rond haar vijftigste scheidt ze van haar man, waarna ze haar leven opnieuw moet opbouwen. Het is een strijd waar ze op soms feministische, soms filosofische, maar altijd grappige wijze verslag van uitbrengt. Eén memorabele oneliner van deze vrouw die verslingerd raakt aan haar e-fiets, wil ik je alvast niet onthouden: “I was an e-matriarch in a patriarchal reality”.
Johan Harstad behoeft geen introductie. Hij is de auteur van de met de Europese Literatuurprijs bekroonde roman Max, Mischa en het Tet-offensief, niet zelden omschreven als een meesterwerk. Eerder schreef hij al dit verhaal van de zonderlinge Mathias, een jonge Noor die op reis gaat naar de Faeröer-eilanden na de breuk met zijn vriendin en daar mentaal de weg kwijtraakt. Dit boek is meeslepend en intens. Toen ik de laatste pagina’s bereikte, ging ik steeds trager lezen, als wilde ik niet dat het stopte. En pas toen ik het boek toesloeg, realiseerde ik me dat de tranen langs mijn wangen liepen.
De Britse auteur Max Porter overtreft zichzelf met dit verhaal over een bijzondere jongen in een bijzonder dorp. Hij laat de taal kantelen en buitelen, letterlijk, en realiseert hiermee buitengewone dingen. De roman speelt zich af in de moderne wereld, maar wortelt tegelijk in de Keltische traditie van natuurmythes en -verhalen.